Tijdens een sobere begrafenis van een oudere dame op een koude winterdag vindt er iets bijzonders plaats. We staan bij het graf op de mooie begraafplaats van Carspelhof in Weesp. De lucht is grauw en de ijzige kou snijdt door onze jassen heen.
Terwijl de plechtigheid voortduurt, steekt er plotseling een flinke bries op uit het niets. De bladeren van de kale bomen ritselen, en de aanwezigen kijken verbaasd om zich heen. Het is alsof de natuur een gebaar wil maken, alsof de wind een boodschap heeft.
De hemel, die tot dan toe grijs en somber is, begint langzaam te veranderen. Een warme gloed van rood kleurt de wolken. Het is een adembenemend schouwspel, een onverwacht en ontzagwekkend moment van schoonheid te midden van verdriet. In combinatie met de rood gekleurde lucht valt ons op, hoe sterk de geur van de rozen in de bloemenband rond de kist op dat moment is. Deze zoete en herkenbare geur is ineens overal om ons heen. Het is alsof de rozen zelf hun opwachting maken om afscheid te nemen.